Veertigdagentijd

De katholieken vieren het carnaval. Andersgelovigen en niet-gelovigen doen soms mee. Na dit feest begint de Veertigdagentijd. Deze periode, tussen Aswoensdag en Pasen, is een tijd van bezinning. Het is goed om één keer per jaar een periode te hebben waarin we nadrukkelijker stil staan bij de vergankelijkheid en de kortstondigheid van ons menselijk leven.
Het Bijbelboek Genesis spreekt over de schepping van de mens. We slaan er even de bijbel op na. In het oudste scheppingsverhaal staat er:
“Toen maakte God, de Heer de mens. Hij vormde hem uit stof uit de aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen” (Gen.2, 7).
God, de Heer, boetseert de mens. Zo verwoordt de bijbelschrijver het mysterie van de schepping van de mens. “Lieve boetseerder, trek mij uit de klei”, dicht Huub Oosterhuis. Het mensenwezen wordt gemaakt. Er is nog geen sprake van man en vrouw. Elke mens is stof.
In het Bijbelse verhaal is er pas sprake van een man en een vrouw nadat God, de Heer, de vrouw uit de rib van Adam heeft gevormd. De mens wordt pas echt mens als God zijn levensadem in de neus van de mens blaast. Dit is een prachtig beeld. Bij elke ademhaling ontvangt de mens de levenskracht van God. Bij elke uitademing geeft hij het leven terug. Meestal onbewust krijgen we eerst vitaliteit en schenken we daarna dankbaar de levensgeest terug. Vierentwintig uren op vierentwintig, slapend of wakend leven wij bij de gratie van de Heer.
Het ritme van de ademhaling is een vraag en een antwoord, een smeekgebed en een dankgebed, een ontvangen en een teruggeven, een constant heen en weer, een ononderbroken hulde van de Eeuwige die ons in leven houdt. Zolang de levensadem ons bezielt, mogen we meewerken aan de uitbouw van het Rijk Gods, aan betere verhoudingen in de maatschappij.
De psalmdichter spreekt over de kwetsbaarheid van de mens:
“De mens – zijn dagen zijn als het gras, hij is als een bloem die bloeit op het veld en verdwijnt zodra de wind hem verzengt; de plek waar hij stond, kent hem niet meer” (Psalm 103,15.16).
Hij is zich bewust van de broosheid van het menselijk bestaan:
“Verberg uw gelaat en zij bezwijken van angst, ontneem hun adem en het is met hen gedaan, dan keren zij terug tot het stof dat zij waren. Zend uw adem en zij worden herschapen, zo geeft u de aarde een nieuw gelaat” (Psalm 104,29.30).
Het mysterie van leven en dood kunnen we alleen maar vangen met beelden. De auteur Stefan Hertmans, spreekt in zijn boek ‘De bekeerlinge’ over het leven als een stuurloos zwalpend vlot dat door de sterke stroming naar een bruisende waterval afdrijft. Iemand anders beweert dat het leven een rookpluim is die bij hevige wind uit de schoorsteen vliegensvlug verdwijnt. Weer anderen gebruiken het beeld van de dauw op de velden die bij de eerste zonnestralen opdroogt.
Een gelovige interpretatie heeft het over een herschepping, een nieuwe geboorte, een grote reis, een overtocht naar een andere oever, een nieuwe ster aan het firmament ‘daarboven’, een opname in een nieuw leven, een kus van de Eeuwige, een bij de hand gevat worden door de Eeuwige.
Iemand zei: “Bij de dood neemt God de mens van de ene hand in de andere”.
Prediker geeft de wijze raad regelmatig aan het einde van het sterfelijk leven te denken. Dit weerhoudt hem er niet van de mens aan te sporen tot krachtdadig handelen, hard werken, van de morgen tot de avond en als het kan, te genieten van de zon, een stevige, lekkere maaltijd, fijne kledij, een lieve partner. Geniet volop van het leven: niet woest en wild, maar geraffineerd en matig. De menselijke aftakeling beschrijft hij op een heerlijk poëtische manier. Elke mens komt aan de beurt, op een eigen wijze. Alles wat eertijds zo onmisbaar en kostbaar, zo nuttig en dierbaar was, gaat eraan. Er rest één troost en wat voor een:
“Je jeugd en je jonge jaren zijn al snel voorbij. Geniet toch van het leven, voordat het zilverkoord wordt weggenomen, de gouden lamp gebroken, de waterkruik in stukken valt, het scheprad bij de put wordt stuk gebroken, wanneer het stof terugkeert naar de aarde, weer wordt zoals het was, wanneer de adem van het leven weer naar God gaat, die het leven heeft gegeven” (Prediker 12,6-8).
De cirkel is rond. In het afsterven wordt de levensadem gewoon weer teruggeschonken aan de eigenaar. Dit is geen zwartgallig cultuurpessimisme maar kan men gelovig realisme noemen. Daarenboven noemt Jezus de oerbron van alle leven…Vader.
Kijken we om ons heen dan ervaren we de kwetsbaarheid. Oorlogen en aardbevingen maken dat eens te meer duidelijk. Een mensenleven gaat snel voorbij en is gauw vergeten. Standbeelden verkruimelen of worden neergehaald. In steen gebeitelde namen worden wazig en onduidelijk. Als gelovigen vermoeden we dat we door een fascinerend en ontstellend levensmysterie omgeven zijn, dat we Vader noemen. Zo heeft Jezus ons geleerd te bidden.
Er is een alomvattend levensmysterie dat ons gunstig gezind is, ja ons draagt en liefheeft. De psalmist vat het samen:
         “Heer, uw vriendschap is mij meer dan het leven” (Psalm 63,4).
  Omzien naar elkaar Pastoraat wordt regelmatig heel kort en bondig omschreven als omzien naar elkaar.
Tijdens de bezoeken die ik in de gemeente afleg word ik er vaak aan herinnerd hoe mensen dat ‘omzien naar elkaar’ waarderen. Ook hoor ik soms hoe mensen die omzien hebben gemist, zeker in de achter ons liggende coronatijd. Het is goed dat als u een bezoek op prijs stelt dit aan de predikant te laten weten. Dit geldt ook als u weet dat er in uw directe omgeving mensen ziek zijn, of om een andere reden een bezoek van pastoraal werker, ouderling of predikant verwachten. Schroom niet, geef het door.

Ds. Derk F. Blom
terug